Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij zeiden tot hen: Gij zult deze gevangenen [27]hier niet inbrengen, tot een schuld over ons [28]tegen den HEERE; [29]denkt gijlieden toe te doen tot onze zonden en tot onze schulden, hoewel wij vele schulden hebben, en de hitte des [30]toorns over Israel is? 27. Te weten, in Samaria. 28. Hebreeuws, schuld des Heeren; dat is, tegen den Heere, gelijk vs.10. 29. Hebreeuws, gij zijt zeggende; dat is, in uw hart voornemende. Zie boven, vs.10. Het is zoveel alsof zij zeiden: Dat gij voorhebt, is een nieuwe zonde, waarmede gij onze voorgaande zonden verzwaren zoudt, daar wij toch daarvan alrede maar te veel hebben. 30. Namelijk, des HEEREN, waarmede Hij tegen onze zonden vertoornd is. Het woord toorn wordt zonder bijvoeging van het woord Gods dikwijls verstaan van Gods toorn, omdat Hij vanwege zijn grootheid eigenlijk de toorn mag geheten worden. Alzo Num.1:53, en Num.18:5; Joz.22:20; 1 Kron.27:24; boven, hfdst.24 vs.18.